We kennen de Stadsschouwburg als een theatergebouw aan het Leidseplein maar het is ook de naam van enkele inmiddels verdwenen schouwburgen.

De eerste Stadsschouwburg werd gebouwd door Jacob van Campen (1596-1657) en voltooid in 1637. Hij stond aan de Keizersgracht ter hoogte van nummer 384, tussen de Runstraat en de Berenstraat.

Op deze plek stond eerder de houten Eerste Nederduytsche Acacemie, de eerste Nederlandse Volksuniversiteit. De Academie werd in 1617 opgericht door de Amsterdamse stadsarts Samuel Coster. Samen met Bredero, Hooft en enige anderen had Coster in dit jaar de Rederijkerskamer “D’ Eglentier in liefde bloeyende” verlaten. Doel was beter toneel te bieden dan de Oude Kamer van Rethorycke maar, misschien nog wel belangrijker, ook hoger onderwijs in de volkstaal.
In september 1622 verkocht Coster het Academiegebouw aan het Weeshuis, dat de zaal van nu af aan zelf ging exploiteren als toneelruimte.

J. Stellingwerf, De Nederduytsche Academie. Tekening eerste helft 18e eeuw.
Al snel werd de Nederduytsche Academie te klein. In het snel groeiende Amsterdam ontstond behoefte aan een permanent gebouw voor theatervoorstellingen. Men besloot de Academie te vervangen door een stenen Stadsschouwburg. De jonge Jacob van Campen (die ook het Paleis op de Dam ontwierp), bouwde een eenvoudig theater, naar voorbeeld van het Teatro Olimpico in het Noord Italiaanse Vicenza. De schouwburg werd gebouwd in opdracht van het Burgerweeshuis en het Oudemannenhuis, die ook de revenuen kregen om daarmee hun activiteiten te financieren.

Het gebouw zou op 26 december 1637 geopend worden met het speciaal daarvoor geschreven toneelstuk “Gysbreght van Aemstel” van Vondel. Na protesten van de protestante kerkenraadsleden, tegen enkele in de katholieke middeleeuwen spelende passages, werd de inwijding uitgesteld. Na enkele aanpassingen werd de schouwburg op 3 januari 1638 alsnog geopend.



Interieur van de schouwburg van Van Campen: links de zaal, rechts het podium (kopergravures door Salomon Savery)
In 1664 werd de schouwburg ingrijpend verbouwd. De “Nieuwe Schouwburg” was twee maal zo groot als de vorige, en werd op 26 mei 1665 geopend. Op 11 mei 1772 brak er brand uit tijdens een voorstelling. Een pot met vet en een lont, die diende als toneelverlichting, had vlam gevat. De brand greep snel om zich heen. 18 mensen kwamen om het leven en meer dan 22 huizen in de omgeving werden beschadigd. De grond waarop de schouwburg had gestaan werd in augustus 1772 geveild.


Noach van der Meer: Brand in de Amsterdamse Schouwburg op 11 mei 1772
In 1773 verrees aan de binnenplaats achter de poort het voormalig Rooms-katholiek Oude-Armenkantoor. Dit gebouw is in 1999 verbouwd tot hotel The Dylan. Alleen de schouwburgpoort bleef na de brand behouden. Het is het enige deel van het gebouw van Van Campen dat nu nog bestaat. Boven de poort staat een vers van Vondel:

“De weereld is een schouwtoneel,
Elck speelt zijn rol en krijght zijn deel”.



Hermanus Petrus Schouten. Voormalige Schouwburgpoort.
Gravure uit de Atlas van Fouguet, gepubliceerd in 1783.
De gemeenteraad besloot tot de bouw van een nieuwe schouwburg aan het Leidseplein. In april 1773 werd hiermee begonnen. Op 20 februari 1890 brandde ook die schouwburg af. De huidige stadsschouwburg dateert van 1894.