Ik erger me groen en geel als ik bij je aan de kassa sta.

Je hangt wat onderuitgezakt, maakt geen oogcontact en mompelt iets van ‘bon?’ als de klant klaar is met betalen. Tot overmaat van ramp mompel je, terwijl ik net mijn hele lading boodschappen op de band heb gelegd, dat je gaat sluiten. En wel nu.

Hoewel ik weet dat ik een rood hoofd ga krijgen, spreek ik je toch aan: “ dat meen je toch niet? Je gaat nu sluiten terwijl mijn spullen nog op de band liggen?”.  Gauw springt een collega je bij: ze zegt je dat je niet zomaar kan sluiten als er nog klanten bij je aan de kassa staan.

Opeens besluit ik om anders naar je te kijken. Ik weet immers niks van je. Wellicht ben je wel heel onzeker, verlegen of moe van het zorgen voor je zieke moeder?

Ik vraag je of ik je een tip mag geven. Verrast kijk je me aan en knikt. Ik vertel je dat ik niks van je weet en dat het niet leuk moet zijn voor je als klanten zo boos worden zoals ik net was.

Dat het je helpt, ook al ben je misschien onzeker of moe, als je klanten aankijkt en vraagt of zij de bon willen hebben en mensen met u aanspreekt. En uitlegt waarom je bijvoorbeeld moet sluiten.

De jongen kijkt me aan. Een lach op zijn gezicht: “wilt u de bon, mevrouw?”. Ik word blij en roep dat ik het geweldig vind wat hij zegt en meer van dit soort lof.

Hij vraagt: “maar mevrouw, wilt u de bon mee?”.” “Oh haha, sorry jongen, ik vergeet uit enthousiasme te antwoorden. Nee, dank je wel”!

Met een blij gevoel loop ik de winkel uit: het is de toon die de muziek maakt. En dat geldt voor ons beiden.